Een man uit Tiel die voor het inbreken op de website van een Haagse huisartsenpost was aangeklaagd is in hoger beroep terecht door het gerechtshof Den Haag vrijgesproken, omdat een website geen geautomatiseerd werk is. Dat las ik bij Security.nl vorige week. De Hoge Raad verwierp met dat argument de door het OM ingestelde cassatie tegen dat arrest. En ik erger me er dood aan.
Zoals ik in 2022 blogde bij het arrest:
Na een veroordeling in eerste instantie ging de man in hoger beroep. En daar werd hij vrijgesproken vanwege de semantische discussie dat een website geen “geautomatiseerd werk” is zoals de wet dat bedoelt, namelijk “een inrichting die bestemd is om langs elektronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen”.
Een website is immers niet meer dan een verzameling software en data, en een “inrichting” is een fysiek ding. Zoals mijn oude prof aan de TU altijd zei: hardware is het deel dat wél pijn doet als het op je voet valt.
Ik meende destijds dat de HR een website wél een inrichting vond, afgaande op een arrest over ddos-aanvallen, waarin men “website” zo las dat “onderliggende serverhardware en netwerkinfrastructuur” er gewoon bij hoorde.
Men ziet het echter anders:
Het hof heeft de vermelding “de website van [A]” opgevat als de aanduiding in de tenlastelegging van het geautomatiseerde werk dat is binnengedrongen of waarvan een gedeelte is binnengedrongen. Daarbij heeft het hof overwogen dat die website als zodanig “feitelijk slechts bestaat uit een samenstel van gegevens, geen fysieke vorm heeft en derhalve het karakter van ‘inrichting’ ontbeert”. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken omdat – in cassatie niet bestreden – een dergelijke website op zichzelf niet als een geautomatiseerd werk kan worden aangemerkt.
Op zich niet heel raar, als je constateert dat met “website” wordt bedoeld “alleen de software en data” dan moet de conclusie zijn dat er dus niet gezegd is dat men in de “inrichting” (de hardware) is binnengedrongen.
Blijft over het argument dat je bij “website” in het gewone spraakgebruik de hardware meeleest. Maar dat gaat niet op:
De onder 2.6.1 weergegeven uitleg die het hof heeft gegeven aan de tenlastelegging en het daarin voorkomende begrip “een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk”, welk werk bestond uit “de website van [A]” is, mede in het licht van wat onder 2.5 is vooropgesteld en het ontbreken van een concrete aanduiding op welke daar bedoelde inrichting de tenlastelegging ziet, niet onverenigbaar met de bewoordingen van de tenlastelegging en moet in cassatie worden geëerbiedigd.
Het is kennelijk onder juristen nog niet aanvaard dat als je zegt “website” dat je dan bedoelt “oftewel de daar onder liggende servers”. Dat moet je er dus bij zetten (zoals Michael Berndsen destijds betoogde). Alleen deed het Hof Den Haag daar in 2020 ook weer moeilijk over, omdat de server meestal van iemand anders is dan de website:
Dat geldt eveneens ten aanzien van het tweede en derde gedachtestreepje, aangezien de webserver en/of het netwerk en/of de computer(s)(systemen) achter het Facebook-account waarop de verdachte trachtte in te loggen niet toebehoren aan [slachtoffer 2]. Het tweede en het derde gedachtestreepje uit de tenlastelegging kunnen naar het oordeel van het hof daarom evenmin wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Je komt dan uit bij de constructie “er is ingebroken bij de website van Wim ten Brink, althans de servers toebehorend aan Pauperhosting BV althans de servers behorende bij Cloudflare Inc” en ik heb daar gewoon ontzettend veel moeite mee.
Arnoud
https://blog.iusmentis.com/2024/03/22/hoge-raad-oordeelt-dat-website-geen-geautomatiseerd-werk-is/