Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van aangeefster door haar onverhoeds over haar buik te wrijven en haar een kus op haar voorhoofd te geven tijdens haar rijles. Nee, dat vonnis is geen internetrecht maar zijdelings wel interessant voor hier: de aangeefster had een audio-opname ingebracht als bewijs. Laten we eens kijken hoe de strafrechter dat gebruikt.
In deze zaak was de verdachte een rij-instructeur die een jonge vrouw les gaf, en daarbij diverse ongepaste handelingen verrichte. De vrouw had dat opgenomen, en gebruikte de opname als bewijs. Probleem bij zulke zaken is immers altijd vast te stellen wat er is gebeurd: de aangever zegt het ene, de verdachte het andere en dan kom je er niet uit.
In het strafrecht geldt de regel dat er altijd twee vormen van bewijs nodig zijn (art. 338 Strafvordering). Dus alleen een verklaring van een getuige (zoals de aangever) is niet genoeg, net zo min als alleen een bekentenis. Er moet nog iets anders zijn.
De audio-opname wordt in dit geval gebruikt om de geloofwaardigheid van de verklaring van de getuige te versterken, en is daarmee zo’n ander middel:
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat de verklaring van aangeefster gedeeltelijk steun vindt in wat verdachte zelf verklaart. Verdachte bekent de context waarin het aanraken van de buik en het zoenen van het voorhoofd heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de audio-opname, waar verdachte zegt dat hij één keer heeft gevoeld aan de buik van aangeefster en dat hij dat lekker vond. De verklaring van verdachte, dat hij dat hypothetisch heeft bedoeld of als grapje, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van de vader van aangeefster die zijn dochter na afloop van de gebeurtenis in tranen aan de telefoon had waarbij zij vertelt dat haar rijinstructeur aan haar buik heeft gezeten. De rechtbank ziet gelet op dit alles geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster. Deze vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen en de rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de tenlastegelegde handelingen zoals door aangeefster beschreven hebben plaatsgevonden.
Natuurlijk had het gekund dat de verdachte de echtheid van de opname had betwist. Dat was hier niet gebeurd, in het politieverhoor is genoteerd “Dat wat op de geluidsopname te horen is, heb ik puur gezegd om haar haar zin te geven. Het was als grapje bedoeld.”
Maar als het wel was betwist, had dat dan veel uitgemaakt? Dan zou de discussie zich verplaatsen naar waarom de aangeefster zo’n opname zou hebben gefabriceerd, en mede ook waarom. Gezien de overige omstandigheden voelt dat niet bepaalt realistisch.
Arnoud
https://blog.iusmentis.com/2023/08/03/hoe-sterk-is-een-geluidsopname-als-bewijs-in-een-strafzaak/