In een eerdere blog gaven wij een update over het Wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek (Wams). Vandaag gaan we verder in op de doorbreking van het beroepsgeheim op grond van de Wams en welk effect dit heeft op de handelingsverlegenheid van hulpverleners.
Wat regelt de Wams?
Bij hulpverleners bestaat vaak onduidelijkheid over welke persoonsgegevens ze mogen delen. De kans bestaat dat hulpverleners hierdoor geen gegevens delen, terwijl deze gegevens wel van belang kunnen zijn voor een goede hulpverlening. In de Memorie van Toelichting (MvT) bij het wetsvoorstel wordt dit ook wel ‘handelingsverlegenheid’ genoemd. Met de Wams wil de wetgever deze handelingsverlegenheid wegnemen.
In maart 2022 schreven wij al in een blog over het knelpunt in de huidige wetgeving waarin gegevensverwerkingen bij een integrale aanpak niet toegestaan zijn. De Wams lost dit op door te voorzien in een grondslag voor de gegevensverwerking. Met de Wams krijgen hulpverleners namelijk een wettelijke plicht om persoonsgegevens te delen met het college van burgemeesters en wethouders (het College). Het College moet per geval aangeven voor welk specifiek doel het bepaalde gegevens wil ontvangen en waarom deze gegevens noodzakelijk zijn. Vervolgens dient de verstrekker, de hulpverlener, de afweging te maken of de verstrekking inderdaad noodzakelijk is voor een goede hulpverlening en of er zwaarwegende redenen zijn om de persoonsgegevens niet te verstrekken. Daarnaast mag de verstrekkende partij nadere voorwaarden verbinden aan de gegevensverstrekking.
Hoe wil de Wams de handelingsverlegenheid wegnemen?
De Wams regelt dat hulpverleners persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een onderzoek om vast te stellen of er sprake is van meervoudige problematiek waarbij een gecoördineerde aanpak behulpzaam kan zijn, aan het College moeten verstrekken, tenzij er zwaarwegende redenen zijn die zich daartegen verzetten. Het is aan de hulpverlener om te bepalen of deze zwaarwegende redenen er zijn. Er is sprake van zwaarwegende redenen als de verstrekking van gegevens de vertrouwensrelatie met de cliënt dusdanig schaadt dat de hulpverlening daardoor (verder) vastloopt.
De geheimhoudingsplicht vormt de basis van de vertrouwensrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Het uitgangspunt voor de doorbreking van de geheimhoudingsplicht door deze partijen is daarom toestemming van de cliënt. Daarbij strekt de geheimhoudingsplicht zich uit tot alle gegevens over een cliënt, niet alleen de medische gegevens. In gevallen waarin er geen toestemming is verkregen, kunnen hulpverleners onder strikte voorwaarden toch hun beroepsgeheim doorbreken op grond van de Wams. Dit mag alleen indien het naar het oordeel van de hulpverlener noodzakelijk is gelet op zijn plicht om goede hulp te verstrekken, om ernstige meervoudige problematiek van de cliënt of zijn gezinsleden te beperken of te voorkomen én als de verstrekking in belang is van de cliënt, zijn gezinsleden of mensen in hun omgeving.
In de MvT is een definitie van ‘ernstige meervoudige problematiek’ opgenomen. ‘Ernstige meervoudige problematiek’ is voortdurende of terugkerende meervoudige problematiek, terwijl vanwege de aard of complexiteit van de problemen, maatschappelijke teloorgang of een lage kwaliteit van leven en welzijn dreigt of al aan de orde is. Ook vraagt of accepteert de betreffende persoon geen hulp of accepteert hij slechts selectief hulp, terwijl de omgeving van deze persoon gedurende langere tijd of telkens opnieuw problemen, hinder of overlast ervaart, of de veiligheid van personen of goederen in het geding is doordat de problematiek niet wordt verminderd of opgelost. Ook kan het zo zijn dat de persoon wel hulp heeft aanvaard maar de hulp niet effectief lijkt te zijn wegens een gebrek aan gecoördineerde aanpak.
Is doorbreking van het beroepsgeheim de oplossing?
Naar aanleiding van het oorspronkelijke wetsvoorstel heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een advies uitgebracht. In dit advies geeft de AP onder meer aan dat de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de gegevensverstrekking en de daarmee gemoeide doorbreking van de geheimhoudingsplicht geheel afhankelijk is van de afweging van de hulpverlener, omdat in de Wams niet is aangegeven in welke situaties het beroepsgeheim mag worden doorbroken. In het vernieuwde wetsvoorstel is dit beter begrensd, hierin staat dat doorbreking van het beroepsgeheim slechts zonder toestemming van de cliënt mag indien er sprake is van zwaarwegende redenen. Ondanks de begrenzing moet de hulpverlener nog steeds een afweging maken. Er komt daarmee veel verantwoordelijkheid bij de hulpverlener te liggen.
Ook is er een reactie gekomen vanuit Toezicht Sociaal Domein op het oorspronkelijk wetsvoorstel. Zij vinden het positief dat het wetsvoorstel een grondslag voor de gegevensverwerking creëert. Hierbij plaatsen ze net zoals de AP de kanttekening dat de verantwoordelijkheid bij de hulpverlener ligt om te beoordelen of aan het noodzakelijkheidscriterium is voldaan. Dit verandert volgens hen niets aan de huidige praktijk, waardoor onduidelijkheid blijft bestaan bij hulpverleners.
Wat mij betreft kan deze onduidelijkheid ervoor zorgen dat hulpverleners juist geen persoonsgegevens gaan delen, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn om met het tuchtrecht in aanraking te komen als ze teveel gegevens delen. Hulpverleners zullen dan nog steeds voorzichtig blijven en er wellicht voor kiezen om niet hun beroepsgeheim te doorbreken. Mocht het wel de schijn wekken dat de handelingsverlegenheid afneemt, dan beperkt de verplichting tot de gegevensverstrekking juist de rechten en vrijheden van cliënten en liggen privacyschendingen op de loer. De kans bestaat dat hulpverleners dan te veel, niet-noodzakelijke gegevens voor de hulpverlening, gaan delen, omdat de Wams de schijn wekt dat dit toelaatbaar is. Het noodzakelijkheidsvereiste en de basisbeginselen uit de AVG blijven echter gelden. Het is daarom belangrijk dat hulpverleners continu bewust zijn van het noodzakelijkheidscriterium.
Gaat de Wams bijdragen aan het wegnemen van de handelingsverlegenheid?
De vraag is of de handelingsverlegenheid afneemt door deze wet. De afweging of de gegevensverstrekking noodzakelijk is, blijft namelijk bij de hulpverlener. De verantwoordelijkheid komt hiermee bij de hulpverlener te liggen. Deze druk op de hulpverlener kan juist averechts werken en ervoor zorgen dat de hulpverlener terughoudend is met het delen van gegevens. De handelingsverlegenheid blijft dan bestaan.
https://www.ictrecht.nl/blog/de-wams-een-oplossing-voor-handelingsverlegenheid