Contractueel afwijken van Haviltex? – Cassatieblog.nl


Cassatieblog HR 25-08-2023, ECLI:NL:HR:2023:1131

De Hoge Raad bevestigt dat partijen een van de Haviltex-norm afwijkende contractuele uitlegmaatstaf overeen kunnen komen. Voor de uitleg van het uitlegbeding zelf lijkt de Haviltex-methode nog steeds aangewezen.

 Op 25 augustus 2023 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de uitleg van een vaststellingovereenkomst. Partijen waren overeengekomen dat de overeenkomst uitsluitend “grammaticaal” dient te worden uitgelegd, zonder duidelijk te maken wat zij daaronder precies verstonden.

Het arrest heeft veel stof doen opwaaien. Uit het arrest (dat door een kamer met drie raadsheren in plaats van de gebruikelijke vijf is gewezen) blijkt niet zonder meer dat uitleg op basis van de Haviltex-maatstaf volledig kan worden uitgesloten.

De Hoge Raad bevestigt dat partijen een van Haviltex afwijkende contractuele uitlegmaatstaf overeen kunnen komen. Maar in dit geschil lag niet de vraag voor hoe het uitlegbeding zelf moet worden uitgelegd. Het cassatiemiddel bevatte daarover namelijk geen klacht. Zeer waarschijnlijk blijft daarvoor Haviltex aangewezen, zoals Advocaat-Generaal Valk in § 3.10-3.11 van zijn conclusie uiteenzet.

 Onderwerp van dit geschil is de uitleg van een vaststellingsovereenkomst, die betrekking heeft op de betaling van partneralimentatie, gesloten tussen twee voormalige echtgenoten. Zij zijn in 2009 van elkaar gescheiden.
In art. 1.7 van de vaststellingsovereenkomst is het volgende bepaald:

“De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021.”

Daarnaast is in de considerans bij de vaststellingsovereenkomst bepaald:

“Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.”

In deze procedure verzoekt de curator van de vrouw om de termijn gedurende welke de man verplicht is om aan de vrouw partneralimentatie te betalen, te verlengen tot 25 mei 2024 (het moment waarop de vrouw AOW-gerechtigd wordt), subsidiair tot 25 mei 2022 (de dag waarop de vrouw 65 jaar wordt).
De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek van de curator toegewezen en bepaald dat de man gehouden is de partneralimentatie te voldoen tot 24 mei 2022.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de curator tot verlenging van de partneralimentatie alsnog afgewezen.

Het hof stelt daarbij voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat zij de uitleg van de bepalingen van de overeenkomst conform het Haviltex-criterium hebben uitgesloten. In het geval van een geschil tussen partijen dient de rechter de desbetreffende bepaling in de vaststellingovereenkomst uitsluitend grammaticaal uit te leggen, aldus het hof. Het hof legt deze contractuele maatstaf zo uit, dat slechts kan worden aangeknoopt bij begrippen die niet voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. Wel in geschil is wat het resultaat moet zijn van die grammaticale uitleg, als het gaat om art. 1.7 van de vaststellingsovereenkomst over de einddatum van de alimentatie.

Op grond hiervan knoopt het hof voor die uitleg aan bij de in de vaststellingovereenkomst genoemde einddatum van de betalingsverplichting. Die datum is slecht voor één uitleg vatbaar. Het hof knoopt, anders dan de rechtbank, niet aan bij het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’. Dat begrip is namelijk wel op meerdere manieren uit te leggen. Hetgeen volgens het hof, gelet op de uitsluiting van het Haviltex-criterium, niet is toegestaan.

De curator van de vrouw stelt cassatieberoep in tegen deze uitspraak. Het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat, gelet op de uitsluiting van het Haviltex-criterium door partijen, art. 1.7 van de vaststellingsovereenkomst aldus moet worden uitgelegd dat de daarin genoemde datum van 24 mei 2021 de einddatum is van de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie.

In het cassatiemiddel wordt onder meer geklaagd dat volgens de rechtspraak van de Hoge Raad ook bij grammaticale uitleg acht moet worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen die een voorgestane uitleg met zich brengt. Hiermee is de discussie in cassatie beperkter dan op het eerste gezicht lijkt. Die ziet op de uitleg van art. 1.7 van de vaststellingsovereenkomst. Advocaat-Generaal Valk en de Hoge Raad merken op dat het cassatiemiddel geen klacht bevatte over de uitleg van de in de considerans overeengekomen uitlegmaatstaf als zodanig. Daarover later meer.

 De Hoge Raad stelt voorop dat partijen een contractuele uitlegmaatstaf zijn overeengekomen, die inhoudt dat de letterlijke tekst van de overeenkomst prevaleert boven eventuele partijbedoelingen. De rechter dient de bepalingen uit die overeenkomst uitsluitend grammaticaal toe te passen, zo luidt de afspraak van partijen (rov. 3.2.1).

De Hoge Raad overweegt vervolgens dat dat het hof deze contractuele uitlegmaatstaf aldus heeft uitgelegd dat deze meebrengt dat bij de uitleg van art. 1.7 van de vaststellingsovereenkomst slechts kan worden aangeknoopt bij begrippen die niet voor meerderlei uitleg vatbaar zijn (rov. 3.2.2). Bij de uitleg van begrippen die wél voor meerderlei uitleg vatbaar zijn – zoals naar het oordeel van het hof het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’ – zouden de bedoelingen van partijen moeten worden betrokken. Dat is op grond van de contractuele maatstaf echter niet toegestaan.

De Hoge Raad verwerpt de tegen dit oordeel gerichte klacht. Hij overweegt:

“Voor zover het middel klaagt dat het hof met dit oordeel de grammaticale of objectieve uitlegmaatstaf zoals bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad heeft miskend door geen acht te slaan op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de door het hof aan art. 1.7 gegeven uitleg, ziet het eraan voorbij dat de considerans van de vaststellingsovereenkomst de hiervoor vermelde eigen, contractuele, uitlegmaatstaf bevat. Voor zover het middel klaagt dat het hof met dit oordeel de grammaticale of objectieve uitlegmaatstaf zoals bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad heeft miskend door geen acht te slaan op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de door het hof aan art. 1.7 gegeven uitleg, ziet het eraan voorbij dat de considerans van de vaststellingsovereenkomst de hiervoor vermelde eigen, contractuele, uitlegmaatstaf bevat.”

Tot slot gaat de Hoge Raad in op de klachten die de vrouw heeft gericht tegen de begrijpelijkheid van het uitlegoordeel van het hof. Die klachten houden verband met de onderhandelingen die tussen partijen zijn gevoerd, waaruit blijkt dat beide partijen zijn uitgegaan van de destijds geldende AOW-leeftijd van 65 jaar. In het licht daarvan blijkt volgens de curator van de vrouw dat de datum van 24 mei 2021 een vergissing is. Ook als de tekst van de overeenkomst zuiver taalkundig wordt gelezen, moet worden geconstateerd dat die een innerlijke tegenstrijdigheid bevat, zo klaagt de curator in cassatie. De gekozen datum stemt immers niet overeen met het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’.

Anders dan zijn A-G, verwerpt de Hoge Raad ook deze klachten. De Hoge Raad beslist dat de klachten betrekking hebben op de bedoeling die partijen hebben gehad met het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’. Deze bedoelingen mochten echter, op grond van de contractuele uitlegmaatstaf zoals uitgelegd door het hof, niet worden betrokken bij de uitleg van art. 1.7. van de vaststellingsovereenkomst.

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

 Uit rov. 3.2.2 van het arrest van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat het mogelijk is dat partijen zelf de maatstaf kunnen bepalen aan de hand waarvan hun overeenkomst moet worden uitgelegd. Die maatstaf kan ook ‘grammaticale uitleg’ zijn. Bij die vorm van uitleg hoeft niet altijd te worden aangeknoopt bij de leer van ‘grammaticale uitleg’ zoals ontwikkeld in de jurisprudentie van de Hoge Raad.

De Hoge Raad is beknopt op dit punt. A-G Valk zet onder verwijzing naar lagere rechtspraak en literatuur uiteen dat het al langer de heersende leer is dat partijen een eigen contractuele uitlegmaatstaf overeen kunnen komen. Als de conclusie en de uitspraak in samenhang worden gelezen, kan het oordeel van de Hoge Raad in rov. 3.2.2 gezien worden als een impliciete bevestiging van die heersende leer.

Uit dit arrest kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat uitleg op basis van de Haviltex-norm contractueel volledig kan worden uitgesloten. In dit geschil was immers niet geklaagd over de uitleg van het uitlegbeding zelf. De Hoge Raad heeft zich daarom niet kúnnen uitlaten over de vraag hoe een dergelijk beding moet worden uitgelegd. Advocaat-Generaal Valk laat zich daarover wel uit in zijn conclusie. Hij schrijft dat het onvermijdelijk is om de partijbedoelingen te betrekken bij de uitleg van het uitlegbeding, volgens de ‘gewone’ wilsvertrouwensleer c.q. Haviltex:

3.10. “Wat is de maatstaf aan de hand waarvan we uitleggen wat door partijen is bedoeld met een beding volgens welke uitleg ‘grammaticaal’ of ‘uitsluitend grammaticaal’ moet plaatsvinden? Die maatstaf is mijns inziens onvermijdelijk de primaire uitlegnorm zoals op de overeenkomst van toepassing, naar Nederlands recht de wilsvertrouwensleer (art. 3:33 en 3:35 BW), die in de bekende Haviltex-maatstaf een tweezijdige formulering vindt. Op het eerste gezicht zou men kunnen menen dat het anders is, en dat het beding dat een uitlegmaatstaf bevat, ook zelf aan de hand van de door partijen overeengekomen maatstaf moet worden uitgelegd (wat dus zou betekenen dat een beding volgens welke grammaticale uitleg de norm is, grammaticaal moet worden uitgelegd), maar bij nadere beschouwing is dat even overtuigend als het bekende verhaal van Baron von Münchhausen: hij zou zichzelf met paard en al uit het moeras hebben getild, eenvoudig door stevig aan het staartje van zijn pruik te trekken. Nee, eerst moet aan de hand van de primair toepasselijke uitlegnorm worden bepaald of partijen een andere uitlegnorm zijn overeengekomen dan volgens de wet, en zo ja wat de inhoud van die andere uitlegnorm is. Pas daarna kan die andere uitlegnorm worden toegepast.”

 Als de Hoge Raad op dit punt een andere, principiëler koers had willen inslaan en had willen voorzien in de mogelijkheid om Haviltex integraal buiten spel te zetten, daargelaten dat de discussie in cassatie niet zo ver ging, dan was logischer geweest als het arrest in een kamer met vijf raadsheren was gewezen in plaats van met drie.

 Uit het arrest volgt dus dat:

  1. Partijen een eigen maatstaf kunnen afspreken voor de uitleg van contractuele bepalingen. Hier ziet het arrest op.
  2. Het uitsluiten van Haviltex niet voor de hand ligt bij de uitleg van de contractuele uitlegmaatstaf als zodanig. Hier ziet het arrest echter niet op, omdat hierover in cassatie niet was geklaagd. Zie op dit punt wel de conclusie A-G.

 

zie ook Cassatieblog #066 | Contractueel afwijken van de Haviltex-norm



https://cassatieblog.nl/verbintenissenrecht/contractueel-afwijken-van-haviltex/